recensies en publicaties
Wat Maakt Een Gedicht Goed
Of ik een gedicht goed vind merk ik vrijwel meteen en pas later komt het waarom. Soms door herlezing, soms door analyse. Maar de eerste indruk is voor mij essentieel. Overtuigt het gedicht? Ben ik bereid me over te geven aan wat er staat? Wil ik geloven wat er staat, ook al lijkt het niet logisch? Laat ik de verbeelding toe?
In de literatuurwetenschap gebruikt men de term disbelief. De term is van toepassing op elk soort verhaal dat er niet naar streeft om realistisch te willen zijn. …………Ik gebruik deze term ook voor poëzie. Poëzie kan realistisch zijn met aandacht voor het alledaagse. Doorgaans goed te begrijpen maar ook dan moet ze overtuigen. En in niet realistische poëzie die soms onlogisch lijkt, moet de logica binnen de context van het gedicht evident zijn. Ik moet erin kunnen geloven: de verbeelding toelaten, me laten verrassen, overtuigen, verrijken. Me mee laten voeren.
De laatste tijd lees ik af en toe poëzie van Les Murray. Een aantal gedichten is geschreven vanuit het perspectief van dieren. Het gedicht “PIGS” is geschreven vanuit het perspectief van varkens. De varkens worden niet geciteerd door de schrijver. Alleen de sprekende varkens zijn aanwezig in dit gedicht. De schrijver citeert niet de varkens in dit gedicht. De varkens zelf zijn aan het woord..Ze kijken terug naar hun “natuurlijke” staat van voor de bio-industrie.
Varkens hebben geen mensentaal ter beschikking. En toch: het perspectief overtuigt. Hoe dat komt is op zich een wonder, afgezien van het varkiaans taalgebruik. Ik geloof de varkens. Sterker nog ik laat me meeslepen en mijn weerzin tegen de bio-industrie wordt er alleen maar sterker door. Zo werkt goede poëzie!
Dinie Sophie Fintelman
Bots
Een versluierde openhartigheid
door Levity Peters
‘Bots’.
Je kunt het lezen als een programma, dus als ‘Bots!’
Maar ook als de klanknabootsing van een voldongen feit, waarna de bij de botsing betrokken entiteiten tot stilstand komen.
Bots is de intrigerende titel van de volumineuze debuutbundel van Dinie Sophie Fintelman.
Die titel bleef mij vasthouden tijdens het lezen van de gedichten. Ik ging bijna automatisch in tegenstellingen denken, en de gedichten zien als een moment van verwachtingsvolle stilte.
Aan de roekelozen
Van een lichtheid die helderder doet klinken
door Paul Roelofsen
De inkorting Liverse van de gelijknamige Dordtse uitgeverij staat voor light verse, toegankelijke, relativerende poëzie die de humor niet schuwt, en de gedichten in Aan de roekelozen van de Zeeuwse dichteres Dinie Sophie Fintelman (1951) passen goed binnen dit genre.
De bundel, haar tweede, is evenals haar debuut Bots, zie de recensie in Meander januari 2015, opgenomen in de Bordeauxreeks van Liverse.
Wat de humor in haar verzen betreft, moet men niet denken aan de hilarische tak daarvan in bijvoorbeeld de ‘Dodenrit’ van Drs. P, je valt er niet van om; Fintelmans humor is meer iets voor de glimlach, onderhuids en prikkelend tot in de dunste haarvaatjes.
Uit ‘Landstreek’:
(…)
Je auto op de polderwegen
met achterin je nieuwe vrouw
en in de bermen weegbree meebewegen
Ik vroeg of ik meerijden mocht
naar afgelegen, onbekende streken
maar je schakelde in de bocht
van ereprijs naar dovenetel
Een uitzicht waar iets over viel te zeggen
Van binnen naar buiten
door Hans Franse
Een aantal jaren geleden reed ik door het land van Maas en Waal, rechts lag de rivier in al zijn grootsheid, links het land. Het was een beetje heiige herfstochtend, ik zag het landschap wel en tegelijkertijd ook niet. Door de ochtendnevel probeerde een aarzelende zon wat meer licht te brengen. Het was een bijna mystieke ervaring. Ik realiseerde me dat ik, terwijl ik dit land toch goed kende, eigenlijk het landschap zelf opnieuw vormgaf, vanuit mijn emoties en geheugen. Het landschap werd toen van binnen naar buiten geschapen. Ik kon er iets over zeggen, maar dat waren aarzelende suggesties, geleidelijk uit een verborgen reservoir van beelden en indrukken naar buiten komend. Toen ik in de file voor de pont in Wamel naar Tiel wachtte, zag ik overkant van de rivier niet. Ook dat anders zo weidse, maar nu versluierde rivieruitzicht maakte ik zelf af. Het riep vergelijkingen op van onbereikbaarheid, van verdwijnen in het niets. De pont werd de boot van Charon , de vergelijking met de dood lag voor de hand. Het was een rustige ochtend in een bijna mystieke sfeer, waarin ik mijzelf in het landschap plaatste.
‘(…) Als gevoel eerst komt / letten we niet op / de grammatica van dingen (…)’ zegt de dichteres.
Groene glans
Lieveheersbeestjes als achterkant van oorlogen
door Douwe Wilts
De gedichten in Groene glans, de vierde bundel van Dinie Sophie Fintelman zijn ogenschijnlijk eenvoudig. In toegankelijke taal kleurt zij met heldere beelden het verleden en heden van de ik-figuur in deze bundel. En toch is er vanaf het begin een gezonde dosis dubbelzinnigheid – of beter gezegd meerduidigheid – waar te nemen. Ter illustratie daarvan wil ik stilstaan bij de eerste twee strofes van het openingsgedicht getiteld ‘waar ik ooit woonde’ (pagina 11). Ik zal ze hieronder citeren om er daarna een beschouwing aan te wijden:
de dode arm van de rivier
–
ik zwom er als het snikheet was
maar verkoeling bracht het niet
op zondagen was er rust en ik rustte nooit
In de eerste regel is er sprake van een kronkelende dijk, die langs de dode arm van een rivier loopt. Een rivier associeer ik toch eerder met kronkelen dan de dijk die erlangs loopt. Met de kronkelende dijk werpt Fintelman een net iets ander licht op het bekende beeld van de kronkelende rivier. Na de waarneming van een kronkelende dijk duiken we het verleden in van de ik-figuur van dit gedicht. Ze zwom er als het snikheet was, zonder dat het verkoeling bracht. Ook hier is weer sprake van een verschuiving van het beeld; ze bevraagt de verkoeling die het zwemmen in de rivier bij heet weer op zou moeten roepen.
In de derde regel van de tweede strofe zit eveneens een tegenstelling. Op zondagen was er rust en ze rustte nooit. Met haar heldere beelden roept Fintelman voortdurend tegenpolen op, al zou je het ook kunnen zien als twee kanten van dezelfde medaille. Ze introduceert daarmee elementen als oorlog (hitte en onrust) en lieveheersbeestjes (verkoeling en rust), die volgens de achterflap in de bundel aanwezig zijn. De flaptekst vermeldt: ‘Het is het voorrecht van de lezer de aanwezigheid van beide elementen te wegen.’